Synoniemen: doen ontdooien, doen smelten
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ɔnˈdoːjə(n)/ |
---|
Afbreking | ont·dooi·en |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) ontdooi | (ik) ontdooide |
(jij) ontdooit | (jij) ontdooide |
(hij) ontdooit | (hij) ontdooide |
(wij) ontdooien | (wij) ontdooiden |
(jullie) ontdooien | (jullie) ontdooiden |
(gij) ontdooit | (gij) ontdooidet |
(zij) ontdooien | (zij) ontdooiden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) ontdooie | (dat ik) ontdooide |
(dat jij) ontdooie | (dat jij) ontdooide |
(dat hij) ontdooie | (dat hij) ontdooide |
(dat wij) ontdooien | (dat wij) ontdooiden |
(dat jullie) ontdooien | (dat jullie) ontdooiden |
(dat gij) ontdooiet | (dat gij) ontdooidet |
(dat zij) ontdooien | (dat zij) ontdooiden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
ontdooi | ontdooit |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
ontdooiend, ontdooiende | (hebben) ontdooid |