Woordsoort | werkwoord |
---|---|
Uitspraak | /ˈrɔndɑnsə(n)/ |
Afbreking | rond·dan·sen |
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) dans rond | (ik) danste rond |
(jij) danst rond | (jij) danste rond |
(hij) danst rond | (hij) danste rond |
(wij) dansen rond | (wij) dansten rond |
(jullie) dansen rond | (jullie) dansten rond |
(gij) danst rond | (gij) danstet rond |
(zij) dansen rond | (zij) dansten rond |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) ronddanse | (dat ik) ronddansde |
(dat jij) ronddanse | (dat jij) ronddansde |
(dat hij) ronddanse | (dat hij) ronddansde |
(dat wij) ronddansen | (dat wij) ronddansden |
(dat jullie) ronddansen | (dat jullie) ronddansden |
(dat gij) ronddanset | (dat gij) ronddansdet |
(dat zij) ronddansen | (dat zij) ronddansden |
Gebiedende wijs | |
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
dans rond | danst rond |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
ronddansend, ronddansende | (hebben) rondgedanst |
Esperanto | danci ronde |
---|