Informatie over het woord circuleren (Nederlands → Esperanto: cirkuli)

Synoniemen: in omloop zijn, rondgaan, rouleren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/sɪrkyˈlerə(n)/
Afbrekingcir·cu·le·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) circuleert(hij) circuleerde
(zij) circuleren(zij) circuleerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) circulere(dat hij) circuleerde
(dat zij) circuleren(dat zij) circuleerden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
circulerend, circulerende(hebben) gecirculeerd

Voorbeelden van gebruik

Er circuleren diverse foto’s en filmpjes van het beest.

Vertalingen

Catalaanscircular
Duitsumlaufen; zirkulieren; kreisen; im Umlauf sein; kursieren; auf und ab gehen; herumgehen
Engelscirculate
Esperantocirkuli; kursadi
Franscirculer
Hongaarscirkulál
Portugeescircular
Roemeenscircula
Saterfriesuumeloope; zirkulierje
Spaanscircular
Tsjechischcirkulovat; kolovat