Informatie over het woord periodiek (Nederlands → Esperanto: perioda)

Woordsoortbijvoeglijk naamwoord
Uitspraak/peːrijoˈdik/
Afbrekingpe·ri·o·diek

Verbuiging

Predicatief
AttributiefOnbepaaldManlijk en vrouwelijk enkelvoudperiodieke
Onzijdig enkelvoudperiodiek
Meervoudperiodieke
Bepaaldperiodieke
Partitiefperiodieks

Voorbeelden van gebruik

U bepaalt zelf hoe hoog uw periodieke gift is.

Vertalingen

Duitsperiodisch
Engelsperiodical; recurrent
Esperantoperioda
Franspériodique
Saterfriesperiodisk