Informatie over het woord loopplank (Nederlands → Esperanto: paŝtabulo)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈloplɑŋk/
Afbrekingloop·plank
Geslachthistorisch vrouwelijk, tegenwoordig ook manlijk
Meervoudloopplanken

Voorbeelden van gebruik

Snel liep Arutha de loopplank op, zijn zwaard in de aanslag.
Wal Rus stond nog bij de loopplank toen even later stuurman Lurkplet van de bak kwam.
Hij daalde de loopplank af om zich aan de wal te begeven, maar daar aangekomen bleef hij verrast staan.

Vertalingen

Deenslandgang
DuitsLaufplanke
Engelsgangway
Esperantopaŝtabulo
SaterfriesLoopplonke