Woordsoort | bijvoeglijk naamwoord |
---|---|
Uitspraak | /ɔnanˈtrɛkələk/ |
Afbreking | on·aan·trek·ke·lijk |
Stellende trap | onaantrekkelijk |
---|---|
Vergrotende trap | onaantrekkelijker |
Overtreffende trap | onaantrekkelijkst |
Stellende trap | Vergrotende trap | Overtreffende trap | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
Predicatief | onaantrekkelijk | onaantrekkelijker | (het) onaantrekkelijkst, (het) onaantrekkelijkste | |||
Attributief | Onbepaald | Manlijk en vrouwelijk enkelvoud | onaantrekkelijke | onaantrekkelijkere | onaantrekkelijkste | |
Onzijdig enkelvoud | onaantrekkelijk | onaantrekkelijker | onaantrekkelijkst | |||
Meervoud | onaantrekkelijke | onaantrekkelijkere | onaantrekkelijkste | |||
Bepaald | onaantrekkelijke | onaantrekkelijkere | onaantrekkelijkste | |||
Partitief | onaantrekkelijks | onaantrekkelijkers |
Engels | unattractive |
---|---|
Esperanto | nealloga |