Informatie over het woord monteur (Nederlands → Esperanto: muntisto)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/mɔnˈtør/
Afbrekingmon·teur
Geslachtmanlijk
Meervoudmonteurs

Voorbeelden van gebruik

Het ventje bleek een ijverig en handig monteur te zijn.
Een van de monteurs uit de garage achter het gebouw had gedaan wat hij kon.

Vertalingen

Deensmontør
Engelsassembler; fitter
Esperantomuntisto