Informatie over het woord schrobben (Nederlands → Esperanto: brospurigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsxrɔbə(n)/
Afbrekingschrob·ben

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) schrob(ik) schrobde
(jij) schrobt(jij) schrobde
(hij) schrobt(hij) schrobde
(wij) schrobben(wij) schrobden
(jullie) schrobben(jullie) schrobden
(gij) schrobt(gij) schrobdet
(zij) schrobben(zij) schrobden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) schrobbe(dat ik) schrobde
(dat jij) schrobbe(dat jij) schrobde
(dat hij) schrobbe(dat hij) schrobde
(dat wij) schrobben(dat wij) schrobden
(dat jullie) schrobben(dat jullie) schrobden
(dat gij) schrobbet(dat gij) schrobdet
(dat zij) schrobben(dat zij) schrobden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
schrobschrobt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
schrobbend, schrobbende(hebben) geschrobd

Voorbeelden van gebruik

Toen hij thuiskwam, was Joost juist bezig de gang te schrobben.
Vervolgens wil ik dat je de tegels van de grote zaal schrobt.

Vertalingen

Esperantobrospurigi