Informatie over het woord luidspreker (Nederlands → Esperanto: laŭtparolilo)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈlœy̯tsprekər/
Afbrekingluid·spre·ker
Geslachtmanlijk
Meervoudluidsprekers

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
luidsprekertjeluidsprekertjes

Voorbeelden van gebruik

Hij zweeg gebroken en in de invallende stilte klonk een akelig lachje uit de luidspreker.

Vertalingen

Esperantolaŭtparolilo
Franshaut‐parleur
Westerlauwers Frieslûdsprekker