Informatie over het woord terugschieten (Nederlands → Esperanto: repafi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/təˈrɵxsxitə(n)/
Afbrekingte·rug·schie·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) schiet terug(ik) schoot terug
(jij) schiet terug(jij) schoot terug
(hij) schiet terug(hij) schoot terug
(wij) schieten terug(wij) schoten terug
(jullie) schieten terug(jullie) schoten terug
(gij) schiet terug(gij) schoot terug
(zij) schieten terug(zij) schoten terug
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) terugschiete(dat ik) terugschote
(dat jij) terugschiete(dat jij) terugschote
(dat hij) terugschiete(dat hij) terugschote
(dat wij) terugschieten(dat wij) terugschoten
(dat jullie) terugschieten(dat jullie) terugschoten
(dat gij) terugschietet(dat gij) terugschotet
(dat zij) terugschieten(dat zij) terugschoten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
schiet terugschiet terug
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
terugschietend, terugschietende(hebben) teruggeschoten

Voorbeelden van gebruik

Agenten schoten terug en verwondden de man fataal.

Vertalingen

Afrikaansterugskiet
Esperantorepafi