Synoniemen: afleveren, leveren, toevoeren
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /bəˈstɛlə(n)/ |
---|
Afbreking | be·stel·len |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) bestel | (ik) bestelde |
(jij) bestelt | (jij) bestelde |
(hij) bestelt | (hij) bestelde |
(wij) bestellen | (wij) bestelden |
(jullie) bestellen | (jullie) bestelden |
(gij) bestelt | (gij) besteldet |
(zij) bestellen | (zij) bestelden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) bestelle | (dat ik) bestelde |
(dat jij) bestelle | (dat jij) bestelde |
(dat hij) bestelle | (dat hij) bestelde |
(dat wij) bestellen | (dat wij) bestelden |
(dat jullie) bestellen | (dat jullie) bestelden |
(dat gij) bestellet | (dat gij) besteldet |
(dat zij) bestellen | (dat zij) bestelden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
bestel | bestelt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
bestellend, bestellende | (hebben) besteld |