Synoniemen: bevestigen, ja zeggen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈtustɛmə(n)/ |
---|
Afbreking | toe·stem·men |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) stem toe | (ik) stemde toe |
(jij) stemt toe | (jij) stemde toe |
(hij) stemt toe | (hij) stemde toe |
(wij) stemmen toe | (wij) stemden toe |
(jullie) stemmen toe | (jullie) stemden toe |
(gij) stemt toe | (gij) stemdet toe |
(zij) stemmen toe | (zij) stemden toe |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) toestemme | (dat ik) toestemde |
(dat jij) toestemme | (dat jij) toestemde |
(dat hij) toestemme | (dat hij) toestemde |
(dat wij) toestemmen | (dat wij) toestemden |
(dat jullie) toestemmen | (dat jullie) toestemden |
(dat gij) toestemmet | (dat gij) toestemdet |
(dat zij) toestemmen | (dat zij) toestemden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
stem toe | stemt toe |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
toestemmend, toestemmende | (hebben) toegestemd |