Informatie over het woord uitspoken (Nederlands → Esperanto: faraĉi)

Synoniem: in elkaar flansen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈœy̯tspokə(n)/
Afbrekinguit·spo·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) spook uit(ik) spookte uit
(jij) spookt uit(jij) spookte uit
(hij) spookt uit(hij) spookte uit
(wij) spoken uit(wij) spookten uit
(jullie) spoken uit(jullie) spookten uit
(gij) spookt uit(gij) spooktet uit
(zij) spoken uit(zij) spookten uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uitspoke(dat ik) uitspookte
(dat jij) uitspoke(dat jij) uitspookte
(dat hij) uitspoke(dat hij) uitspookte
(dat wij) uitspoken(dat wij) uitspookten
(dat jullie) uitspoken(dat jullie) uitspookten
(dat gij) uitspoket(dat gij) uitspooktet
(dat zij) uitspoken(dat zij) uitspookten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
spook uitspookt uit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uitspokend, uitspokende(hebben) uitgespookt

Voorbeelden van gebruik

Als ze al iets heeft uitgespookt, dan zeker binnen de grenzen van de wet.

Vertalingen

Esperantofaraĉi