Informatie over het woord hopen (Nederlands → Esperanto: esperi)

Synoniem: verhopen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɦopə(n)/
Afbrekingho·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) hoop(ik) hoopte
(jij) hoopt(jij) hoopte
(hij) hoopt(hij) hoopte
(wij) hopen(wij) hoopten
(jullie) hopen(jullie) hoopten
(gij) hoopt(gij) hooptet
(zij) hopen(zij) hoopten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) hope(dat ik) hoopte
(dat jij) hope(dat jij) hoopte
(dat hij) hope(dat hij) hoopte
(dat wij) hopen(dat wij) hoopten
(dat jullie) hopen(dat jullie) hoopten
(dat gij) hopet(dat gij) hooptet
(dat zij) hopen(dat zij) hoopten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
hoophoopt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
hopend, hopende(hebben) gehoopt

Voorbeelden van gebruik

Jij hoopte dat we hem voor het laatst hadden gezien.
Nu, dat hoopten de anderen ook.
Laten wij hopen dat het klopt.
Ik hoop dat ik vanavond terug ben.
Ik hoop dat je er een voorbeeld aan zult nemen.
Het dagelijks bestuur van de EU hoopt met de maatregel het inkomen van de noodlijdende melkveehouders te stabiliseren.
U hebt geschoten, hoop ik?

Vertalingen

Afrikaanshoop
Catalaansesperançar; esperar
Deenshåbe
Duitshoffen; erhoffen
Engelshope
Engels (Oudengels)hyhtan
Esperantoesperi
Faeröersvóna
Finstoivoa
Fransespérer; souhaiter
Hongaarsremélni
IJslandsvona
Italiaanssperare
Jiddischהאָפֿן
Latijnsperare
Maleisharap
Nederduitshoapen; höäpen
Noorshåpe
Papiamentsspera
Poolsmieć nadzieję
Portugeesesperar; ter esperança
Roemeensspera
Russischнадеяться
Saterfrieshoopje
Spaansesperar; tener esperanza
Srananwinsi
Thaisหวัง
Tsjechischdoufati
Turksummak
Westerlauwers Frieshoopje
Zweedshoppas