Informatie over het woord brandschilderen (Nederlands → Esperanto: emajlopentri)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbrɑntsxɪldərə(n)/
Afbrekingbrand·schil·de·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) brandschilder(ik) brandschilderde
(jij) brandschildert(jij) brandschilderde
(hij) brandschildert(hij) brandschilderde
(wij) brandschilderen(wij) brandschilderden
(jullie) brandschilderen(jullie) brandschilderden
(gij) brandschildert(gij) brandschilderdet
(zij) brandschilderen(zij) brandschilderden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) brandschildere(dat ik) brandschilderde
(dat jij) brandschildere(dat jij) brandschilderde
(dat hij) brandschildere(dat hij) brandschilderde
(dat wij) brandschilderen(dat wij) brandschilderden
(dat jullie) brandschilderen(dat jullie) brandschilderden
(dat gij) brandschilderet(dat gij) brandschilderdet
(dat zij) brandschilderen(dat zij) brandschilderden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
brandschilderbrandschildert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
brandschilderend, brandschilderende(hebben) gebrandschilderd

Voorbeelden van gebruik

De Bredase Ellen van Dijk (24) brandschildert haar portretten.
Hij brandschilderde zelf het glas.

Vertalingen

Esperantoemajlopentri
Nederduitsbrandskilderen