Informatie over het woord rondturen (Nederlands → Esperanto: ĉirkaŭrigardi streĉe)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈrɔntyːrə(n)/
Afbrekingrond·tu·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) tuur rond(ik) tuurde rond
(jij) tuurt rond(jij) tuurde rond
(hij) tuurt rond(hij) tuurde rond
(wij) turen rond(wij) tuurden rond
(jullie) turen rond(jullie) tuurden rond
(gij) tuurt rond(gij) tuurdet rond
(zij) turen rond(zij) tuurden rond
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) rondture(dat ik) rondtuurde
(dat jij) rondture(dat jij) rondtuurde
(dat hij) rondture(dat hij) rondtuurde
(dat wij) rondturen(dat wij) rondtuurden
(dat jullie) rondturen(dat jullie) rondtuurden
(dat gij) rondturet(dat gij) rondtuurdet
(dat zij) rondturen(dat zij) rondtuurden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
rondturend, rondturende(hebben) rondgetuurd

Voorbeelden van gebruik

Hij tuurde rond of hij vers stro zag liggen, maar vond niks.

Vertalingen

Esperantoĉirkaŭrigardi streĉe