Informatie over het woord posthuis (Nederlands → Esperanto: postendomo)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈpɔstɦœy̯s/
Afbrekingpost·huis
Geslachtonzijdig
Meervoudposthuizen

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
posthuisjeposthuisjes

Voorbeelden van gebruik

De vier agenten gingen het posthuis uit, stapten op de fiets en reden twee aan twee naar de zandkisten toe.

Vertalingen

Esperantopostendomo