Informatie over het woord afstempelen (Nederlands → Esperanto: surstampi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfstɛmpələ(n)/
Afbrekingaf·stem·pe·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) stempel af(ik) stempelde af
(jij) stempelt af(jij) stempelde af
(hij) stempelt af(hij) stempelde af
(wij) stempelen af(wij) stempelden af
(jullie) stempelen af(jullie) stempelden af
(gij) stempelt af(gij) stempeldet af
(zij) stempelen af(zij) stempelden af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) afstempele(dat ik) afstempelde
(dat jij) afstempele(dat jij) afstempelde
(dat hij) afstempele(dat hij) afstempelde
(dat wij) afstempelen(dat wij) afstempelden
(dat jullie) afstempelen(dat jullie) afstempelden
(dat gij) afstempelet(dat gij) afstempeldet
(dat zij) afstempelen(dat zij) afstempelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
stempel afstempelt af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afstempelend, afstempelende(hebben) afgestempeld

Voorbeelden van gebruik

De postzegel was in Brighton afgestempeld op 3 juni om half negen ’s morgens.

Vertalingen

Engelsstamp
Esperantosurstampi