Informatie over het woord zich bezeren (Nederlands → Esperanto: dolorigi sin)

Synoniem: zich pijn doen

Woordsoortwederkerend werkwoord
Afbrekingzich be·ze·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bezeer mij(ik) bezeerde mij
(jij) bezeert je(jij) bezeerde je
(hij) bezeert zich(hij) bezeerde zich
(wij) bezeren ons(wij) bezeerden ons
(jullie) bezeren ons(jullie) bezeerden ons
(gij) bezeert u(gij) bezeerdet u
(zij) bezeren zich(zij) bezeerden zich
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) mij bezere(dat ik) mij bezeerde
(dat jij) je bezere(dat jij) je bezeerde
(dat hij) zich bezere(dat hij) zich bezeerde
(dat wij) ons bezeren(dat wij) ons bezeerden
(dat jullie) ons bezeren(dat jullie) ons bezeerden
(dat gij) u bezeret(dat gij) u bezeerdet
(dat zij) zich bezeren(dat zij) zich bezeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bezeer jebezeert je
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
zich bezerend, zich bezerende(hebben) zich bezeerd

Voorbeelden van gebruik

U hebt zich toch niet bezeerd, mag ik hopen?
Uw vriend schijnt zich bezeerd te hebben.