Informatie over het woord weggalopperen (Nederlands → Esperanto: forgalopi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈʋɛxalɔperə(n)/
Afbrekingweg·ga·lop·pe·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) galoppeer weg(ik) galoppeerde weg
(jij) galoppeert weg(jij) galoppeerde weg
(hij) galoppeert weg(hij) galoppeerde weg
(wij) galopperen weg(wij) galoppeerden weg
(jullie) galopperen weg(jullie) galoppeerden weg
(gij) galoppeert weg(gij) galoppeerdet weg
(zij) galopperen weg(zij) galoppeerden weg
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) weggaloppere(dat ik) weggaloppeerde
(dat jij) weggaloppere(dat jij) weggaloppeerde
(dat hij) weggaloppere(dat hij) weggaloppeerde
(dat wij) weggalopperen(dat wij) weggaloppeerden
(dat jullie) weggalopperen(dat jullie) weggaloppeerden
(dat gij) weggalopperet(dat gij) weggaloppeerdet
(dat zij) weggalopperen(dat zij) weggaloppeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
galoppeer weggaloppeert weg
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
weggalopperend, weggalopperende(zijn) weggegaloppeerd

Voorbeelden van gebruik

Toen galoppeerde hij weg en was weldra uit het gezicht verdwenen.
Hij galoppeerde met zijn volgelingen weg.

Vertalingen

Duitsfortgaloppieren; davongaloppieren
Esperantoforgalopi