Informatie over het woord nederdalen (Nederlands → Esperanto: malsupreniĝi)

Synoniemen: neerdalen, zich neerlaten, neergaan

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈnedərdalə(n)/
Afbrekingne·der·da·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) daal neder(ik) daalde neder
(jij) daalt neder(jij) daalde neder
(hij) daalt neder(hij) daalde neder
(wij) dalen neder(wij) daalden neder
(jullie) dalen neder(jullie) daalden neder
(gij) daalt neder(gij) daaldet neder
(zij) dalen neder(zij) daalden neder
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) nederdale(dat ik) nederdaalde
(dat jij) nederdale(dat jij) nederdaalde
(dat hij) nederdale(dat hij) nederdaalde
(dat wij) nederdalen(dat wij) nederdaalden
(dat jullie) nederdalen(dat jullie) nederdaalden
(dat gij) nederdalet(dat gij) nederdaaldet
(dat zij) nederdalen(dat zij) nederdaalden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
daal nederdaalt neder
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
nederdalend, nederdalende(zijn) nedergedaald

Voorbeelden van gebruik

Hij begreep pas dat er iets aan de hand was toen een dichte regen van modderkluiten op hem nederdaalde.
En temidden van brokken kalk daalde er plotseling een waterval op het hoofd van de beide heren neder.

Vertalingen

Engelscome down; descend; subside
Esperantomalsupreniĝi
Spaansdesplomarse; hundirse