Informatie over het woord martelen (Nederlands → Esperanto: torturi)

Synoniemen: folteren, pijnigen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈmɑrtələ(n)/
Afbrekingmar·te·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) martel(ik) martelde
(jij) martelt(jij) martelde
(hij) martelt(hij) martelde
(wij) martelen(wij) martelden
(jullie) martelen(jullie) martelden
(gij) martelt(gij) marteldet
(zij) martelen(zij) martelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) martele(dat ik) martelde
(dat jij) martele(dat jij) martelde
(dat hij) martele(dat hij) martelde
(dat wij) martelen(dat wij) martelden
(dat jullie) martelen(dat jullie) martelden
(dat gij) martelet(dat gij) marteldet
(dat zij) martelen(dat zij) martelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
martelmartelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
martelend, martelende(hebben) gemarteld

Voorbeelden van gebruik

Dan zullen ze hem ongetwijfeld martelen.
Je bent van plan me te martelen, en me te doden.
Ook werd hij een paar maal gevangen genomen en één keer zelfs gemarteld.
Niemand hield van hem en nu zouden ze hem ook nog martelen tot hij alles vertelde.

Vertalingen

Afrikaansmartel
Engelsagonize; torture
Esperantotorturi
Finskiduttaa
Italiaanstorturare
Maleisaniaya … menganiaya
Westerlauwers Friesfolterje; martelje
Zweedsmartera; pina; plåga; tortera