Ynformaasje oer it wurd schakelen (Nederlânsk → Esperanto: ŝalti)

Synonimen: aandoen, aandraaien, aanknippen, aansteken, aanzetten, inschakelen

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/ˈsxakələ(n)/
Ofbrekingscha·ke·len

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) schakel(ik) schakelde
(jij) schakelt(jij) schakelde
(hij) schakelt(hij) schakelde
(wij) schakelen(wij) schakelden
(jullie) schakelen(jullie) schakelden
(gij) schakelt(gij) schakeldet
(zij) schakelen(zij) schakelden
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) schakele(dat ik) schakelde
(dat jij) schakele(dat jij) schakelde
(dat hij) schakele(dat hij) schakelde
(dat wij) schakelen(dat wij) schakelden
(dat jullie) schakelen(dat jullie) schakelden
(dat gij) schakelet(dat gij) schakeldet
(dat zij) schakelen(dat zij) schakelden
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
schakelschakelt
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
schakelend, schakelende(hebben) geschakeld

Oarsettingen

Afrikaanskaanskakel; aansit
Dútskanschalten; einschalten
Esperantoŝalti
Finskkytkeä
Frânskallumer; brancher; mettre en circuit; mettre en marche; mettre le contact; ouvrir; tourner; tourner l’interrupteur
Hongaarskkapcsol
Ingelskswitch on; turn on
Italjaanskaccendere
Katalaanskconnectar; endollar
Maleiskloncat … meloncat
Poalskwłączać
Portegeeskacender; ligar
Russyskвключать
Skotsk-Geliskcuir air
Taiskเปิด