Information about the word tintelen (Dutch → Esperanto: brileti)

Synonyms: glimmen, glinsteren

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) tintel(ik) tintelde
(jij) tintelt(jij) tintelde
(hij) tintelt(hij) tintelde
(wij) tintelen(wij) tintelden
(jullie) tintelen(jullie) tintelden
(gij) tintelt(gij) tinteldet
(zij) tintelen(zij) tintelden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) tintele(dat ik) tintelde
(dat jij) tintele(dat jij) tintelde
(dat hij) tintele(dat hij) tintelde
(dat wij) tintelen(dat wij) tintelden
(dat jullie) tintelen(dat jullie) tintelden
(dat gij) tintelet(dat gij) tinteldet
(dat zij) tintelen(dat zij) tintelden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
tinteltintelt
Participles
Present participlePast participle
tintelend, tintelende(hebben) getinteld

Translations

Englishsparkle
Esperantobrileti
Germanmatt glänzen; matt schimmern
Portugueseentreluzir
West Frisianglimme