Synonyms: eminent, prominent, uitstékend, vooraanstaand, voornáám, voortreffelijk, uitnemend, notabel
Part of speech | adjective |
---|
Pronunciation | /anˈzinlək/ |
---|
Hyphenation | aan·zien·lijk |
---|
Degrees of comparison
Positive | aanzienlijk |
---|
Comparative | aanzienlijker |
---|
Superlative | aanzienlijkst |
---|
Declension
| Positive | Comparative | Superlative |
---|
Predicative | aanzienlijk | aanzienlijker | (het) aanzienlijkst, (het) aanzienlijkste |
---|
Attributive | Indefinite | Masculine and feminine plural | aanzienlijke | aanzienlijkere | aanzienlijkste |
---|
Indefinite singular | aanzienlijk | aanzienlijker | aanzienlijkst |
---|
Plural | aanzienlijke | aanzienlijkere | aanzienlijkste |
---|
Definite | aanzienlijke | aanzienlijkere | aanzienlijkste |
---|
Partitive | aanzienlijks | aanzienlijkers | |
---|
Het genootschap telde de aanzienlijkste magiërs van de streek.
Er moet plaats gemaakt worden voor een aanzienlijke vreemdeling!