Synonyms: geven om, hechten aan, houden van, blieven, op prijs stellen
Part of speech | verb |
---|
Pronunciation | /ʋaːrˈdeːrə(n)/ |
---|
Hyphenation | waar·de·ren |
---|
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) waardeer | (ik) waardeerde |
(jij) waardeert | (jij) waardeerde |
(hij) waardeert | (hij) waardeerde |
(wij) waarderen | (wij) waardeerden |
(jullie) waarderen | (jullie) waardeerden |
(gij) waardeert | (gij) waardeerdet |
(zij) waarderen | (zij) waardeerden |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) waardere | (dat ik) waardeerde |
(dat jij) waardere | (dat jij) waardeerde |
(dat hij) waardere | (dat hij) waardeerde |
(dat wij) waarderen | (dat wij) waardeerden |
(dat jullie) waarderen | (dat jullie) waardeerden |
(dat gij) waarderet | (dat gij) waardeerdet |
(dat zij) waarderen | (dat zij) waardeerden |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
waarderend, waarderende | (hebben) gewaardeerd |
Er was wel een geschikt en gemakkelijk pad langs de oever, om van de hoogte af te dalen, maar dat miste het voordeel van moeite en gevaar, door een zeerover zo gewaardeerd.
Toch waardeer ik jullie medeleven.