Information about the word doorbóren (Dutch → Esperanto: trabori)

Synonym: doorzeven

Part of speechverb
Pronunciation/dorˈborə(n)/
Hyphenationdoor·bo·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) doorboor(ik) doorboorde
(jij) doorboort(jij) doorboorde
(hij) doorboort(hij) doorboorde
(wij) doorboren(wij) doorboorden
(jullie) doorboren(jullie) doorboorden
(gij) doorboort(gij) doorboordet
(zij) doorboren(zij) doorboorden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) doorbore(dat ik) doorboorde
(dat jij) doorbore(dat jij) doorboorde
(dat hij) doorbore(dat hij) doorboorde
(dat wij) doorboren(dat wij) doorboorden
(dat jullie) doorboren(dat jullie) doorboorden
(dat gij) doorboret(dat gij) doorboordet
(dat zij) doorboren(dat zij) doorboorden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
doorboordoorboort
Participles
Present participlePast participle
doorborend, doorborende(hebben) doorboord

Usage samples

Een pijl doorboorde zijn hoofd.
De sterren lieten hun licht vallen op de sneeuw buiten en doorboorden het witte glas.
Een pijl had zijn keel doorboord.