Information about the word zwaaien (Dutch → Esperanto: svingpendi)

Synonyms: bengelen, bungelen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈzʋaːjə(n)/
Hyphenationzwaai·en

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) zwaai(ik) zwaaide
(jij) zwaait(jij) zwaaide
(hij) zwaait(hij) zwaaide
(wij) zwaaien(wij) zwaaiden
(jullie) zwaaien(jullie) zwaaiden
(gij) zwaait(gij) zwaaidet
(zij) zwaaien(zij) zwaaiden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) zwaaie(dat ik) zwaaide
(dat jij) zwaaie(dat jij) zwaaide
(dat hij) zwaaie(dat hij) zwaaide
(dat wij) zwaaien(dat wij) zwaaiden
(dat jullie) zwaaien(dat jullie) zwaaiden
(dat gij) zwaaiet(dat gij) zwaaidet
(dat zij) zwaaien(dat zij) zwaaiden
Participles
Present participlePast participle
zwaaiend, zwaaiende(hebben) gezwaaid

Translations

Englishswing
Esperantosvingpendi