Information about the word wegzakken (Dutch → Esperanto: subfleksiĝi)

Synonyms: doorzakken, ineenzakken, uitzakken, verzakken

Part of speechverb
Pronunciation/ˈʋɛxsɑkə(n)/
Hyphenationweg·zak·ken

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) zak weg(ik) zakte weg
(jij) zakt weg(jij) zakte weg
(hij) zakt weg(hij) zakte weg
(wij) zakken weg(wij) zakten weg
(jullie) zakken weg(jullie) zakten weg
(gij) zakt weg(gij) zaktet weg
(zij) zakken weg(zij) zakten weg
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) wegzakke(dat ik) wegzakte
(dat jij) wegzakke(dat jij) wegzakte
(dat hij) wegzakke(dat hij) wegzakte
(dat wij) wegzakken(dat wij) wegzakten
(dat jullie) wegzakken(dat jullie) wegzakten
(dat gij) wegzakket(dat gij) wegzaktet
(dat zij) wegzakken(dat zij) wegzakten
Participles
Present participlePast participle
wegzakkend, wegzakkende(zijn) weggezakt

Translations

Englishbend; sag
Esperantosubfleksiĝi