Information about the word trappelen (Dutch → Esperanto: stamfi)

Synonyms: stampen, stampvoeten

Part of speechverb
Pronunciation/ˈtrɑpələ(n)/
Hyphenationtrap·pe·len

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) trappel(ik) trappelde
(jij) trappelt(jij) trappelde
(hij) trappelt(hij) trappelde
(wij) trappelen(wij) trappelden
(jullie) trappelen(jullie) trappelden
(gij) trappelt(gij) trappeldet
(zij) trappelen(zij) trappelden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) trappele(dat ik) trappelde
(dat jij) trappele(dat jij) trappelde
(dat hij) trappele(dat hij) trappelde
(dat wij) trappelen(dat wij) trappelden
(dat jullie) trappelen(dat jullie) trappelden
(dat gij) trappelet(dat gij) trappeldet
(dat zij) trappelen(dat zij) trappelden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
trappeltrappelt
Participles
Present participlePast participle
trappelend, trappelende(hebben) getrappeld

Translations

Englishstamp
Esperantostamfi; stampfi
Frenchpiaffer; trépigner
Spanishatabalear; piafar; tabalear