Information about the word antwoorden (Dutch → Esperanto: respondi)

Synonyms: antwoorden op, antwoord geven, verantwoorden, wedervaren

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɑntʋoːrdə(n)/
Hyphenationant·woor·den

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) antwoord(ik) antwoordde
(jij) antwoordt(jij) antwoordde
(hij) antwoordt(hij) antwoordde
(wij) antwoorden(wij) antwoordden
(jullie) antwoorden(jullie) antwoordden
(gij) antwoordt(gij) antwoorddet
(zij) antwoorden(zij) antwoordden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) antwoorde(dat ik) antwoordde
(dat jij) antwoorde(dat jij) antwoordde
(dat hij) antwoorde(dat hij) antwoordde
(dat wij) antwoorden(dat wij) antwoordden
(dat jullie) antwoorden(dat jullie) antwoordden
(dat gij) antwoordet(dat gij) antwoorddet
(dat zij) antwoorden(dat zij) antwoordden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
antwoordantwoordt
Participles
Present participlePast participle
antwoordend, antwoordende(hebben) geantwoord

Usage samples

U moet antwoorden als u iets gevraagd wordt.
„Ja, vader”, antwoordden de drie zoons.
Vraag en u zult geantwoord worden!
Nog steeds antwoordde Nilder niet.
Na een tijdje leek het erop dat ze hem antwoordde.

Translations

Afrikaansantwoord
Catalanrespondre
Danishsvare
Englishanswer; reply; respond; return
English (Old English)andswarian; andswerian
Esperantorespondi
Faeroesesvara
Finnishvastata
Frenchcorrespondre à; répondre
Germanantworten; entgegnen; erwidern
Hungarianfelel; válaszol
Icelandicsvara
Italianreplicare; rispondere
Jamaican Patoisansa; ansa se
Latinrespondere
Malaymenjawab
Norwegiansvare
Papiamentokontestá; rospondé; respondé
Polishodpowiadać
Portuguesecorresponder; responder
Romanianrăspunde
Russianответить; отвечать
Saterland Frisianbeoantwoudje; oantwoudje
Spanishcontestar; responder
Srananpiki
Swahili‐jibu
Swedishsvara
Thaiตอบ; สนอง
Turkishcevap vermek
West Frisiananderje; antwurdzje