Information about the word omvallen (Dutch → Esperanto: renversiĝi)

Synonyms: kantelen, kapseizen, omslaan, ten val komen, omkiepen, omkieperen, omkantelen, zich omrollen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɔmvɑlə(n)/
Hyphenationom·val·len

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) val om(ik) viel om
(jij) valt om(jij) viel om
(hij) valt om(hij) viel om
(wij) vallen om(wij) vielen om
(jullie) vallen om(jullie) vielen om
(gij) valt om(gij) vielt om
(zij) vallen om(zij) vielen om
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) omvalle(dat ik) omviele
(dat jij) omvalle(dat jij) omviele
(dat hij) omvalle(dat hij) omviele
(dat wij) omvallen(dat wij) omvielen
(dat jullie) omvallen(dat jullie) omvielen
(dat gij) omvallet(dat gij) omvielet
(dat zij) omvallen(dat zij) omvielen
Participles
Present participlePast participle
omvallend, omvallende(zijn) omgevallen

Usage samples

Zeker vijf mensen zijn om het leven gekomen door omvallende bomen tijdens een hevige storm in het zuiden van Polen.

Translations

Englishoverturn
Esperantorenversiĝi
Germaneinstürzen; kappen; umfallen
Saterland Frisianienfaale; ienstäite; ienstöärtje; uumefaale