Information about the word verwachten (Dutch → Esperanto: antaŭvidi)

Synonyms: bedacht zijn op, vooruitzien, voorzien

Part of speechverb
Pronunciation/vərˈʋɑxtə(n)/
Hyphenationver·wach·ten

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) verwacht(ik) verwachtte
(jij) verwacht(jij) verwachtte
(hij) verwacht(hij) verwachtte
(wij) verwachten(wij) verwachtten
(jullie) verwachten(jullie) verwachtten
(gij) verwacht(gij) verwachttet
(zij) verwachten(zij) verwachtten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) verwachte(dat ik) verwachtte
(dat jij) verwachte(dat jij) verwachtte
(dat hij) verwachte(dat hij) verwachtte
(dat wij) verwachten(dat wij) verwachtten
(dat jullie) verwachten(dat jullie) verwachtten
(dat gij) verwachtet(dat gij) verwachttet
(dat zij) verwachten(dat zij) verwachtten
Participles
Present participlePast participle
verwachtend, verwachtende(hebben) verwacht

Translations

Catalanpreveure
Danishforudse
Englishexpect
Esperantoantaŭvidi
Frenchprévoir
Low Germanvorwachten
Malayharapkan; mengharapkan
Polishprzewidywać
Portugueseantever; prever
Spanishesperar; prever
West Frisianfoarsjen