Information about the word losgespen (Dutch → Esperanto: malbuki)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈlɔsxɛspə(n)/
Hyphenationlos·ges·pen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) losgesp (ik) losgespte
(jij) losgespt (jij) losgespte
(hij) losgespt (hij) losgespte
(wij) losgespen (wij) losgespten
(jullie) losgespen (jullie) losgespten
(gij) losgespt (gij) losgesptet
(zij) losgespen (zij) losgespten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) losgespe(dat ik) losgespte
(dat jij) losgespe(dat jij) losgespte
(dat hij) losgespe(dat hij) losgespte
(dat wij) losgespen(dat wij) losgespten
(dat jullie) losgespen(dat jullie) losgespten
(dat gij) losgespet(dat gij) losgesptet
(dat zij) losgespen(dat zij) losgespten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
gesp losgespt los
Participles
Present participlePast participle
losgespend, losgespende(hebben) losgegespt

Usage samples

Hij gespte zijn ski’s los.

Translations

Englishunfasten
Esperantomalbuki; disbuki
Portuguesedesafivelar