Information about the word zwoegen (Dutch → Esperanto: laboregi)

Synonyms: aanpoten, sloven, pezen, slaven

Part of speechverb
Pronunciation/ˈzʋuɡə(n)/
Hyphenationzwoe·gen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) zwoeg(ik) zwoegde
(jij) zwoegt(jij) zwoegde
(hij) zwoegt(hij) zwoegde
(wij) zwoegen(wij) zwoegden
(jullie) zwoegen(jullie) zwoegden
(gij) zwoegt(gij) zwoegdet
(zij) zwoegen(zij) zwoegden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) zwoege(dat ik) zwoegde
(dat jij) zwoege(dat jij) zwoegde
(dat hij) zwoege(dat hij) zwoegde
(dat wij) zwoegen(dat wij) zwoegden
(dat jullie) zwoegen(dat jullie) zwoegden
(dat gij) zwoeget(dat gij) zwoegdet
(dat zij) zwoegen(dat zij) zwoegden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
zwoegzwoegt
Participles
Present participlePast participle
zwoegend, zwoegende(hebben) gezwoegd

Usage samples

Zo sprekende stapte hij met ferme pas op het zwoegende groepje toe en riep het aan.

Translations

Afrikaansslawe; slaaf
Englishtoil
Esperantolaboregi
Papiamentopuluwé
Swedishgno; träla