Information about the word gillen (Dutch → Esperanto: kriegi)

Synonyms: blèren, brullen, bulderen, uitbrullen, misbaar maken

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɡɪlə(n)/
Hyphenationgil·len

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) gil(ik) gilde
(jij) gilt(jij) gilde
(hij) gilt(hij) gilde
(wij) gillen(wij) gilden
(jullie) gillen(jullie) gilden
(gij) gilt(gij) gildet
(zij) gillen(zij) gilden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) gille(dat ik) gilde
(dat jij) gille(dat jij) gilde
(dat hij) gille(dat hij) gilde
(dat wij) gillen(dat wij) gilden
(dat jullie) gillen(dat jullie) gilden
(dat gij) gillet(dat gij) gildet
(dat zij) gillen(dat zij) gilden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
gilgilt
Participles
Present participlePast participle
gillend, gillende(hebben) gegild

Usage samples

Ik kroop bijna in zijn oor en gilde: „Wel gefeliciteerd!”
Plotseling begonnen de twee meisjes te gillen.
De vrouwen gingen er gillend vandoor.

Translations

Englishyell; scream
English (Old English)bellan
Esperantokriegi; ŝriki
Frenchclamer
Germanheulen; zetern; laut schreien; brüllen; grölen
Papiamentogrita
Portugueseberrar; urrar
Saterland Frisianbullerje; huulje; jauerje
Spanishaullar