Information about the word kosten (Dutch → Esperanto: kosti)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈkɔstə(n)/
Hyphenationkos·ten

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) kost(ik) kostte
(jij) kost(jij) kostte
(hij) kost(hij) kostte
(wij) kosten(wij) kostten
(jullie) kosten(jullie) kostten
(gij) kost(gij) kosttet
(zij) kosten(zij) kostten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) koste(dat ik) kostte
(dat jij) koste(dat jij) kostte
(dat hij) koste(dat hij) kostte
(dat wij) kosten(dat wij) kostten
(dat jullie) kosten(dat jullie) kostten
(dat gij) kostet(dat gij) kosttet
(dat zij) kosten(dat zij) kostten
Participles
Present participlePast participle
kostend, kostende(hebben) gekost

Usage samples

Zorg dat u eerst weet wat het kost.
Nou, reken maar dat die TV hem veel te veel gekost heeft.
Bereken de verbruikskosten als 1 kWh 10 cent kost.
Wat kosten die?
Welja, alsof het niks kost!

Translations

Afrikaanskos
Catalancostar
Czechstát
Danishkoste
Englishcost
Esperantokosti
Faeroesekosta
Finnishmaksaa
Frenchcoûter; revenir à
Germankosten
Icelandickosta
Italiancostare
Malayharga
Papiamentobal; kosta
Polishkosztować
Portuguesecustar
Romaniancosta
Russianстоить
Saterland Frisiankostje
Spanishcostar
Sranankostu
Swedishkosta
Thaiค่า
West Frisiankostje