Information about the word waterskiën (Dutch → Esperanto: akvoskii)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈʋatərskijə(n)/
Hyphenationwa·ter·ski·en

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) waterski(ik) waterskiede
(jij) waterskiet(jij) waterskiede
(hij) waterskiet(hij) waterskiede
(wij) waterskiën(wij) waterskieden
(jullie) waterskiën(jullie) waterskieden
(gij) waterskiet(gij) waterskiedet
(zij) waterskiën(zij) waterskieden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) waterski(dat ik) waterskiede
(dat jij) waterski(dat jij) waterskiede
(dat hij) waterski(dat hij) waterskiede
(dat wij) waterskiën(dat wij) waterskieden
(dat jullie) waterskiën(dat jullie) waterskieden
(dat gij) waterskiët(dat gij) waterskiedet
(dat zij) waterskiën(dat zij) waterskieden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
waterskiwaterskit
Participles
Present participlePast participle
waterskiënd, waterskiënde(hebben) gewaterskied

Translations

Englishwaterski
Esperantoakvoskii