Information about the word omkiepen (Dutch → Esperanto: renversiĝi)

Synonyms: kantelen, kapseizen, omslaan, omvallen, ten val komen, omkieperen, omkantelen, zich omrollen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɔmkipə(n)/
Hyphenationom·kie·pen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) kiep om(ik) kiepte om
(jij) kiept om(jij) kiepte om
(hij) kiept om(hij) kiepte om
(wij) kiepen om(wij) kiepten om
(jullie) kiepen om(jullie) kiepten om
(gij) kiept om(gij) kieptet om
(zij) kiepen om(zij) kiepten om
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) omkiepe(dat ik) omkiepte
(dat jij) omkiepe(dat jij) omkiepte
(dat hij) omkiepe(dat hij) omkiepte
(dat wij) omkiepen(dat wij) omkiepten
(dat jullie) omkiepen(dat jullie) omkiepten
(dat gij) omkiepet(dat gij) omkieptet
(dat zij) omkiepen(dat zij) omkiepten
Participles
Present participlePast participle
omkiepend, omkiepende(zijn) omgekiept

Translations

Englishturn over; capsize; overturn
Esperantorenversiĝi
Germaneinstürzen; kappen; umfallen
Saterland Frisianienfaale; ienstäite; ienstöärtje; uumefaale