Synonyms: aanvullen, bijwerken, completeren, supplementeren, voleinden, invullen
Part of speech | verb |
---|
Pronunciation | /ˈɑfrɔndə(n)/ |
---|
Hyphenation | af·ron·den |
---|
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) rond af | (ik) rondde af |
(jij) rondt af | (jij) rondde af |
(hij) rondt af | (hij) rondde af |
(wij) ronden af | (wij) rondden af |
(jullie) ronden af | (jullie) rondden af |
(gij) rondt af | (gij) ronddet af |
(zij) ronden af | (zij) rondden af |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) afronde | (dat ik) afrondde |
(dat jij) afronde | (dat jij) afrondde |
(dat hij) afronde | (dat hij) afrondde |
(dat wij) afronden | (dat wij) afrondden |
(dat jullie) afronden | (dat jullie) afrondden |
(dat gij) afrondet | (dat gij) afronddet |
(dat zij) afronden | (dat zij) afrondden |
Imperative mood |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
rond af | rondt af |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
afrondend, afrondende | (hebben) afgerond |
Zou u willen afronden?
De verwachting is dat de onderzoeken in februari worden afgerond.
Nederland en Denemarken mogen de toestellen leveren zodra de Oekraïense piloten hun training in het Westen hebben afgerond.