Information about the word accompagneren (Dutch → Esperanto: akompani)

Synonyms: begeleiden, vergezellen, meekomen met

Part of speechverb
Pronunciation/ɑkɔmpɑˈɲeːrə(n)/
Hyphenationac·com·pag·ne·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) accompagneer(ik) accompagneerde
(jij) accompagneert(jij) accompagneerde
(hij) accompagneert(hij) accompagneerde
(wij) accompagneren(wij) accompagneerden
(jullie) accompagneren(jullie) accompagneerden
(gij) accompagneert(gij) accompagneerdet
(zij) accompagneren(zij) accompagneerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) accompagnere(dat ik) accompagneerde
(dat jij) accompagnere(dat jij) accompagneerde
(dat hij) accompagnere(dat hij) accompagneerde
(dat wij) accompagneren(dat wij) accompagneerden
(dat jullie) accompagneren(dat jullie) accompagneerden
(dat gij) accompagneret(dat gij) accompagneerdet
(dat zij) accompagneren(dat zij) accompagneerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
accompagneeraccompagneert
Participles
Present participlePast participle
accompagnerend, accompagnerende(hebben) geaccompagneerd

Translations

Afrikaansvergesel; saamgaan met; saamkom met
Albanianshoqëroj
Catalanacompanyar
Czechdoproviditi
Danishledsage
Englishaccompany
Esperantoakompani
Faeroesefylgja
Finnishsaattaa
Frenchaccompagner
Germanbegleiten; mitgehen mit
Greekσυνοδεύω; συντροφεύω
Hungarianelkísér; kísér
Icelandicfylgja
Italianaccompagnare
Malayantar … mengantar
Norwegianledsage
Papiamentokompañá
Polishodprowadzać; towarzyszyć
Portugueseacompanhar; seguir
Romanianînsoți
Russianсопровождать; аккомпанировать
Saterland Frisianbeglaitje
Spanishacompañar
Thaiเป็นเพื่อน; ไปเป็นเพื่อน
Turkisheşlik etmek
West Frisianbegeliede; beselskipje