Information about the word zij (Dutch → Esperanto: ŝi)

Part of speechpersonal pronoun
Pronunciation/zɛi̯/, /zə/ (zwakbetoond)
Hyphenationzij
Genitiveharer /ˈharər/
Dativehaar /har/, /ər/, ’r /ər/, d’r /ər/
Accusativehaar, ’r, d’r

Usage samples

Hoe kan ik ze ooit terugvinden?
Hij was nieuwsgierig naar wat zij hem zou kunnen vertellen.
Zij had bolle, blozende wangen en zag er welvarend uit.
Simon gaf haar een sigaret.
Zelf kwam zij zestien jaar geleden uit Litouwen naar South Holland.
Ge kunt ervan verzekerd zijn dat haar bij mij geen kwaad zal geschieden.
Het eindigde ermee dat hij de hele nacht bij haar bleef.
Drie maanden later was zij weduwe.
Maar dat maakt haar niet milder in haar oordeel over hen.

Translations

Afrikaanssy
Albanianajo
Catalanella
Czechona
Danishhun
Englishshe
English (Old English)heo
Esperantoŝi
Faeroesehon
Finnishhän; se
Frenchelle
Germansie
Greekαυτός
Greek (Old Greek)αὐτός
Hawaiiania
Hungarianő
Icelandichún
Italianessa; lei
Jamaican Patoisshi; im
Kabyliannettat
Low Germansee; se
Luxemburgishsi
Malaybeliau; dia
Norwegianhun
Papiamentoe
Polishona
Portugueseela
Romaniandumneaei; ea
Russianона
Saterland Frisianju
Scotsshe
Scottish Gaelici
Spanishella
Sranana; en
Swedishhon
Thaiเขา; แก; เขาผู้หญิง; ท่าน
Turkisho
Welshhi
West Frisiansy; hja; se
Yiddishזי