Synonyms: aanbrengen, aangifte doen van, klikken, verklikken
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) geef aan | (ik) gaf aan |
(jij) geeft aan | (jij) gaf aan |
(hij) geeft aan | (hij) gaf aan |
(wij) geven aan | (wij) gaven aan |
(jullie) geven aan | (jullie) gaven aan |
(gij) geeft aan | (gij) gaaft aan |
(zij) geven aan | (zij) gaven aan |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) aangeve | (dat ik) aangave |
(dat jij) aangeve | (dat jij) aangave |
(dat hij) aangeve | (dat hij) aangave |
(dat wij) aangeven | (dat wij) aangaven |
(dat jullie) aangeven | (dat jullie) aangaven |
(dat gij) aangevet | (dat gij) aangavet |
(dat zij) aangeven | (dat zij) aangaven |
Imperative mood |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
geef aan | geeft aan |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
aangevend, aangevende | (hebben) aangegeven |
„Een subliem poëem,” zei Adriaan, „maar het brengt ons geen stap verder, en daarom blijf ik erbij dat het verreweg het beste zou zijn om de zaak gewoon bij de politie aan te geven.”
We moeten de diefstal aangeven.