Information über das Wort opmaken (Niederländisch → Esperanto: redakti)

Synonyme: opstellen, redigeren, stellen, stileren

WortartVerb
Aussprache/ˈɔpmakə(n)/
Trennungop·ma·ken

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) maak op(ik) maakte op
(jij) maakt op(jij) maakte op
(hij) maakt op(hij) maakte op
(wij) maken op(wij) maakten op
(jullie) maken op(jullie) maakten op
(gij) maakt op(gij) maaktet op
(zij) maken op(zij) maakten op
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) opmake(dat ik) opmaakte
(dat jij) opmake(dat jij) opmaakte
(dat hij) opmake(dat hij) opmaakte
(dat wij) opmaken(dat wij) opmaakten
(dat jullie) opmaken(dat jullie) opmaakten
(dat gij) opmaket(dat gij) opmaaktet
(dat zij) opmaken(dat zij) opmaakten
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
maak opmaakt op
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
opmakend, opmakende(hebben) opgemaakt

Gebrauchsbeispiele

Na 22 jaren in dit leven, maak ik het testament op van mijn jeugd.
Als een echte zakenman wilde hij er maar dadelijk een contract van opmaken.

Übersetzungen

Deutschredigieren; stilisieren
Englischdraw up
Esperantoredakti
Finnischtoimittaa
Französischrédiger
Jamaikanisches Kreolischedit
Katalanischredactar
Niederdeutschupstellen
Polnischredagować
Portugiesischredegir
Saterfriesischredigierje; stilisierje
Spanischredactar