Information über das Wort debiteren (Niederländisch → Esperanto: rakonti)

Synonyme: verhalen, vertellen

WortartVerb
Aussprache/debiˈterə(n)/
Trennungde·bi·te·ren

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) debiteer(ik) debiteerde
(jij) debiteert(jij) debiteerde
(hij) debiteert(hij) debiteerde
(wij) debiteren(wij) debiteerden
(jullie) debiteren(jullie) debiteerden
(gij) debiteert(gij) debiteerdet
(zij) debiteren(zij) debiteerden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) debitere(dat ik) debiteerde
(dat jij) debitere(dat jij) debiteerde
(dat hij) debitere(dat hij) debiteerde
(dat wij) debiteren(dat wij) debiteerden
(dat jullie) debiteren(dat jullie) debiteerden
(dat gij) debiteret(dat gij) debiteerdet
(dat zij) debiteren(dat zij) debiteerden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
debiteerdebiteert
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
debiterend, debiterende(hebben) gedebiteerd

Gebrauchsbeispiele

Verdoe deze gelegenheid niet met het debiteren van wat voor de hand ligt.

Übersetzungen

Afrikaansvertel
Dänischfortælle
Deutscherzählen
Englischrelate; tell; narrate; recount
Esperantorakonti
Färöerischgreiða frá; siga frá
Finnischkertoa
Französischconter; raconter
Isländischsegja; segja frá
Italienischraccontare
Jamaikanisches Kreolischtel
Katalanischcontar; narrar
Lateinnarrare
Niederdeutschvertellen; vortellen
Norwegischfortelle
Polnischopowiadać
Portugiesischcontar; descrever; narrar
Rumänischistorisi; nara; povesti
Saterfriesischfertälle; tälle
Schottisch Gälischinnis
Schwedischberätta
Scotstell
Spanischcontar; narrar
Srananfruteri
Thaiเล่า
Tschechischpovídat; vyprávět; vypravovat
Türkischanlatmak
Ungarischelmond
Westfriesischferhelje; fertelle