Information über das Wort voorwenden (Niederländisch → Esperanto: preteksti)

Synonyme: doen alsof, voorgeven

WortartVerb
Aussprache/ˈvorʋɛndə(n)/
Trennungvoor·wen·den

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) wend voor(ik) wendde voor
(jij) wendt voor(jij) wendde voor
(hij) wendt voor(hij) wendde voor
(wij) wenden voor(wij) wendden voor
(jullie) wenden voor(jullie) wendden voor
(gij) wendt voor(gij) wenddet voor
(zij) wenden voor(zij) wendden voor
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) voorwende(dat ik) voorwendde
(dat jij) voorwende(dat jij) voorwendde
(dat hij) voorwende(dat hij) voorwendde
(dat wij) voorwenden(dat wij) voorwendden
(dat jullie) voorwenden(dat jullie) voorwendden
(dat gij) voorwendet(dat gij) voorwenddet
(dat zij) voorwenden(dat zij) voorwendden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
wend voorwendt voor
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
voorwendend, voorwendende(hebben) voorgewend

Übersetzungen

Dänischforegive
Deutschangeben; den Vorwand brauchen; vorgeben; vorschützen
Englischpretend
Esperantopreteksti
Färöerischlátast
Französischprétexter; se retrancher
Niederdeutschvöärwenden
Portugiesischpretextar
Saterfriesischanreeke; dän Foarwand bruuke; foarreeke
Spanischfingir