Information über das Wort afdrukken (Niederländisch → Esperanto: presi)

Synonyme: boekdrukken, drukken, printen

WortartVerb
Aussprache/ˈɑvdrɵkə(n)/
Trennungaf·druk·ken

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) druk af(ik) drukte af
(jij) drukt af(jij) drukte af
(hij) drukt af(hij) drukte af
(wij) drukken af(wij) drukten af
(jullie) drukken af(jullie) drukten af
(gij) drukt af(gij) druktet af
(zij) drukken af(zij) drukten af
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) afdrukke(dat ik) afdrukte
(dat jij) afdrukke(dat jij) afdrukte
(dat hij) afdrukke(dat hij) afdrukte
(dat wij) afdrukken(dat wij) afdrukten
(dat jullie) afdrukken(dat jullie) afdrukten
(dat gij) afdrukket(dat gij) afdruktet
(dat zij) afdrukken(dat zij) afdrukten
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
druk afdrukt af
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
afdrukkend, afdrukkende(hebben) afgedrukt

Übersetzungen

Afrikaansdruk
Dänischtrykke
Deutschdrucken; prägen
Englischprint
Esperantopresi
Färöerischprenta
Finnischpainaa
Französischimprimer
Italienischstampare
Katalanischimprimir
Luxemburgischdrécken
Norwegischtrykke
Papiamentoimprimi
Polnischdrukować
Portugiesischestampar; imprimir
Rumänischtipări
Saterfriesischdrukke
Schwedischtrycka
Spanischestampar; imprimir
Thaiบีบ
Türkischbasmak
Ungarischnyomtat
Westfriesischôfprintsje; printsje