Information über das Wort praaien (Niederländisch → Esperanto: alvoki)

Synonyme: aanroepen, oproepen

WortartVerb
Aussprache/ˈpraːjə(n)/
Trennungpraai·en

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) praai(ik) praaide
(jij) praait(jij) praaide
(hij) praait(hij) praaide
(wij) praaien(wij) praaiden
(jullie) praaien(jullie) praaiden
(gij) praait(gij) praaidet
(zij) praaien(zij) praaiden
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) praaie(dat ik) praaide
(dat jij) praaie(dat jij) praaide
(dat hij) praaie(dat hij) praaide
(dat wij) praaien(dat wij) praaiden
(dat jullie) praaien(dat jullie) praaiden
(dat gij) praaiet(dat gij) praaidet
(dat zij) praaien(dat zij) praaiden
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
praaipraait
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
praaiend, praaiende(hebben) gepraaid

Übersetzungen

Deutschanrufen; zurufen
Englischhail
Esperantoalvoki
Färöerischrópa til sín
Französischinvoquer
Katalanischtrucar
Lateinadvocare
Portugiesischapelar; chamar; invocar
Saterfriesischanroupe; tourupe
Schwedischanropa; åkalla
Spanischllamar
Sranankari
Westfriesischoanroppe; oproppe