Information über das Wort bevelen (Niederländisch → Esperanto: komandi)

Synonyme: aanvoeren, commanderen, het bevel voeren

WortartVerb
Aussprache/beˈvelə(n)/
Trennungbe·ve·len

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) beveel(ik) beval
(jij) beveelt(jij) beval
(hij) beveelt(hij) beval
(wij) bevelen(wij) bevalen
(jullie) bevelen(jullie) bevalen
(gij) beveelt(gij) bevaalt
(zij) bevelen(zij) bevalen
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) bevele(dat ik) bevale
(dat jij) bevele(dat jij) bevale
(dat hij) bevele(dat hij) bevale
(dat wij) bevelen(dat wij) bevalen
(dat jullie) bevelen(dat jullie) bevalen
(dat gij) bevelet(dat gij) bevalet
(dat zij) bevelen(dat zij) bevalen
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
beveelbeveelt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
bevelend, bevelende(hebben) bevolen

Übersetzungen

Albanischkomandoj
Deutschbefehlen; befehligen; gebieten; kommandieren; das Kommando haben über; steuern; beherrschen; in der Gewalt haben; Herr sein über
Englischcommand; order
Esperantokomandi
Katalanischcomandar
Papiamentokomandá; manda
Rumänischcomanda; conduce
Saterfriesischbefeele; gebjoode; kommandierje
Schwedischbefalla; kommendera
Spanischacaudillar; mandar
Sranangi orda; komanderi
Westfriesischbefelje