Information über das Wort drijven (Niederländisch → Esperanto: flosi)

Synonyme: dobberen, vlotten

WortartVerb
Aussprache/ˈdrɛi̯və(n)/
Trennungdrij·ven

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) drijf(ik) dreef
(jij) drijft(jij) dreef
(hij) drijft(hij) dreef
(wij) drijven(wij) dreven
(jullie) drijven(jullie) dreven
(gij) drijft(gij) dreeft
(zij) drijven(zij) dreven
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) drijve(dat ik) dreve
(dat jij) drijve(dat jij) dreve
(dat hij) drijve(dat hij) dreve
(dat wij) drijven(dat wij) dreven
(dat jullie) drijven(dat jullie) dreven
(dat gij) drijvet(dat gij) drevet
(dat zij) drijven(dat zij) dreven
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
drijvend, drijvende(hebben/zijn) gedreven

Gebrauchsbeispiele

Na tien minuten werken, merkten ze dat de boot iets begon te drijven.
U zult zeker blijven drijven, edele heer.
Hier in de buurt drijft een lege boot.

Übersetzungen

Deutschobenauf schwimmen; treiben
Englischfloat
Englisch (Altenglisch)flotian
Esperantoflosi
Färöerischflóta
Finnischkellua
Französischflotter
Hawaiischlana; lanalana
Katalanischflotar; surar
Lateinfluctuare
Luxemburgischschwammen
Malaiischapung; mengapung
Norwegischflyte
Papiamentodrif
Polnischpływać
Portugiesischboiar; flutuar
Russischплыть
Schottisch Gälischbi a’ fleòdradh
Schwedischflyta
Spanischflotar; sobrenadar
Sranandribi; drifi
Westfriesischdriuwe